23 januari 2012. Storioni and Friends in Tilburg. Concertzaal Tilburg, Souvenir des Montagnards. Programma: W.A.Mozart. Strijkkwartet in d, KV 421 (1783) door Brentano Quartet; P.Vasks. Aria e Danza (1972, rev. 2010) door Janne Thomsen, fluit en Kete-van Badridze, piano; F.Chopin. Pianotrio in g opus 8 (1828/29) door Storioni Trio; S.Rachmaninov. Elegie, Vocalise door Mischa Maisky, cello en Bart van de Roer, piano; A.Arenski. Strijkkwartet nr.2 in a opus 35 (1849) door Wouter Vossen, viool, Maxim Rysanov, altviool, Mischa Maisky, cello en Marc Vossen, cello.
Na afloop van het Storioni and Friends concert zat ik nog even te tellen: het programma van vanavond werd door drie violisten, twee altviolisten, drie cellisten, twee pianisten en één fluitiste gespeeld. Ik moet meteen zeggen dat het me bij het maken van deze onmuzikale optelling niet om de statistiek ging, maar om de diverse manieren van spelen en optreden. Het publiek van het festivalconcert in Tilburg kon van geluk spreken dat het in één concertprogramma drie diverse violisten en vooral drie totaal verschillende cellisten van dichtbij mee kon maken. In mijn geval, letterlijk van heel erg dichtbij, want ik zat een beetje ongemakkelijk in de stoel op de eerste rij heen en weer te schuiven. Ik ben gewend om tijdens de uit-voering in een notitieboekje te schrijven, en de eerste rij is daar niet de meest ideale plaats voor. Je valt onmiddellijk op en krijgt onvermijdelijk vragen of je een ‘concertverslag’ gaat schrijven. Het hele concert probeerde ik de pen in mijn mouw te verstoppen en het schriftje tussen de plooien van mijn rok te verbergen. En ik dacht aan de subtiele tip die meer dan eens tijdens de colleges muziekjournalistiek op de universiteit klonk – een echte muziekcriticus zat vroeger met een partituur in de hand te luisteren! Ik stelde het me voor: de Concertzaal in Tilburg, de eerste rij, een stoel in het midden, en ik met een stapeltje partituren in mijn handen, ijskoud en onverbiddelijk in de ogen van de van schrik bevroren musici kijkend…
Het enige pluspunt van de eerste rij is dat je heel duidelijk ziet hoe verschillend musici spelen. Het Brentano kwartet demonstreerde een werkelijk perfect samenspel, maar ik ben geen liefhebber van het fysieke, lichamelijke spel, en zit er niet op te wachten dat iedere inzet, ieder dynamisch teken, iedere modulatie en iedere legato boog in de partituur zo nadrukkelijk lichamelijk aangegeven moet worden. Het perfecte samenspel tot spijt, werd er in plaats van Mozart een kwartet voor stampende voeten, opgetrokken schouders, onrustig bewe-gende knieën, dramatisch opgetrokken wenkbrauwen, knikkende hoofden en wild vliegend haar uitgevoerd. Toen de fluitiste haar uitvoering van Aria en Dans ook nog van enkele diepe kniebuigingen voorzag, sloot ik mijn ogen en besloot om nooit meer op de eerste rij te gaan zitten. Ik ben zelf een vrij be-weeglijke pianiste, en ik begrijp dat musici tijdens het spelen wel eens ademen, zuchten, kreunen en spugen, maar bij het horen en zien van zo veel fysieke inspanningen op het podium, krijg ik veel meer medelijden met de luisteraars dan met de hard werkende musici.
Het was dan ook een grote opluchting om bij het pianotrio van Chopin weer on-verstoord van een mooi en evenwichtig spel te mogen genieten. Geen grote gebaren, enkel het oogcontact, een lichte glimlach bij de inzetten, en het dui-delijke plezier dat het Storioni trio in het samenspel leek te scheppen. De musici hadden alle tijd voor Chopin, voor elkaar en voor hun publiek. Het emotioneel geladen spel van Mischa Maisky ging evenmin gepaard met dramatische ferma-te’s of met tot de hemel opgeheven ogen. Hij speelde zijn solo stukken zelfs zonder duidelijke onderbreking en stond na afloop meteen op met de naar het publiek toe gepresenteerde cello in zijn handen. Hij boog voor het applaus, en zijn cello boog zwevend in de lucht met hem mee. De speciaal voor het festival voorbereide uitvoering van het lyrische, bij flarden uitbundige, en door en door contrapuntische strijkkwartet van Anton Arenski maakte het concert voor mij helemaal goed. Weer een meesterschap dat geen grote gebaren nodig had. Ik ben zelfs vergeten dat ik op de eerste rij zat.
Na afloop, toen ik in de foyer mijn optellinkjes maakte, hoorde ik voorbijgangers zuchten dat het toch wel jammer was dat Maisky één van de aangekondigde stukken overgeslagen had. De snelle overgang tussen twee composities heeft dus de verkeerde indruk gewekt. Zouden de meeste concertbezoekers echt niet zonder duidelijke stoptekens en theatrale gebaren kunnen? Ik wil er niet aan denken hoe anders het strijkkwartet van Arenski zou klinken als de spelers alle thema’s uit de orthodoxe uitvaartdienst, of variaties op het Tsjaikovski lied Christus-kind had een tuin met bewegingen markeerden. Dan maar liever de indruk dat Maisky één in plaats van twee solo stukken speelde!
Reblogged this on Russische muziek in Nederland.
Na het lezen van dit artkel heb ik er spijt van dat ik er niet bij was.