29 september 2012: Tsjechov in Istra: Rusland, dag 3.
Er kan van alles aan Istra veranderd zijn, maar de naam van Tsjechov is er nog steeds overal aanwezig. In de jaren tachtig van de negentiende eeuw liep de jonge student medicijnen Anton Tsjechov zijn praktijkstage in het ziekenhuis van Voskresensk (toenmalige Istra). Zijn collegae wisten over zijn schrijveraspiraties en maakten gemoedelijk grapjes over toekomstige honoraria van Tsjechov die hij voor zijn ‘ziekenhuisverhalen’ nog zou gaan verdienen. Niet alleen het ziekenhuis, het hele leven van een rustig, ‘huiselijk’, provinciaal dorp heeft Tsjechov genoeg indrukken voor zijn verhalen en toneelstukken opgeleverd. Het afgelopen jaar was ik oog- en oorgetuige hoe het Nederlandse Tsjechov genootschap de laatste hand aan de vertalingen van Tsjechovs verhalen legde. Ik mocht de eerste versies met de Russische teksten vergelijken en genoot daardoor tweemaal zo veel van de beeldende taal en zachte humor van zijn verhalen. De verhalen die ook in Istra werden bedacht en door Istra werden geïnspireerd.
Na afloop van zijn stage kwam Tsjechov nog regelmatig op bezoek bij zijn broer Michail, de plaatselijke schoolmeester. Er was geen kerk, bos, rivier, heuvel of vergezicht in Istra en omgeving die niet beschreven werd in zijn brieven. Vóór de Tweede Wereldoorlog was er zelfs sprake van het oprichten van een beschermd Tsjechov reservaat, maar toen het uiteindelijk zo ver was, bleek dat er inmiddels niets ‘tastbaar’ van over gebleven is, ‘alleen’ de beroemde natuur van Istra. Het vermeende huis van de ‘drie zusters’ was verwoest. Het Tsjechov-huis zelf was platgebrand in december 1941, samen met alle andere houten gebouwen van het geoccupeerde Istra. Slechts de bakstenen palen van de overgebleven inrijpoort herinneren nog aan de plaats waar het Tsjechov-huis ooit stond. Sinds jaar en dag hangt er een herdenkingsbord op. Iedereen loopt het dagelijks voorbij zonder er veel aandacht aan te besteden. Nu ik midden op de weg foto’s sta te maken, vertragen de voorbijgangers hun haastige tred en beginnen geïnteresseerd de onleesbaar geworden tekst (‘hier stond het huis’ enz.) te ontcijferen.
Bij afwezigheid van een Tsjechov-huis of een Tsjechov-museum in Istra, wordt de schrijver in alle vormen en maten in gips en brons gegoten en gehuisvest in parken en scholen. Eén van de busten staat in het park van zijn verdwenen huis, aan de oprit van het Huis voor Cultuur. Even verderop is er een buste bij de school die de naam van Tsjechov draagt. Ook één van de straten en een 100-jarige bibliotheek zijn naar Tsjechov genoemd. Het park bij de voormalige kweekschool verbergt het voor mij nieuwe standbeeld. Tsjechov zit er tussen de struiken, de tekst aan zijn voeten luidt: ‘Aan Tsjechov van de dankbare inwoners van Istra’.
Het park is leeg. Als een dankbare voormalige inwoner kan ik het niet laten om even naast de schrijver te gaan staan. Aan zijn glimmende mouw is te zien dat Tsjechov inderdaad heel populair is in Istra: aan hem worden alle plaatselijke geheimen en wensen toevertrouwd. Wat een verhalen zou hij over het leven in een hedendaags provinciaal dorpje kunnen schrijven!
Kennelijk blijft Tsjechov onverminderd populair. In Jalta zag ik het museum in het huis waar hij de laatste jaren van zijn leven veel verbleef. Ook daar verschillende standbeelden.