Olga de Kort. Natascha Veldhorst. Van Gogh & muziek. Symfonie in blauw en geel. Amsterdam University Press, 2015. ISBN 9789089649720 (gepubliceerd in Pianist, 2016, nr.3)
Klanken en kleuren, ze worden rijkelijk vermengd op het palet van muziekcritici als ze bijzondere uitwerking van muziek willen beschrijven. Of als ze gewoon woorden te kort komen om de regenboog aan tinten, schaduwen en lichten in een muziekstuk weer te geven. De schilderskunstvocabulaire spreekt tot de verbeelding en geeft net een extra dimensie aan de muziek waarin klank, kleur en gevoel elkaar ontmoeten en versterken. Maar andersom geldt het ook: de kleuren en lijnen van een schilderij kunnen herinneren aan een klank van een ooit bespeeld instrument, de bijzondere sfeer van die ene muziekuitvoering of de stemming van dat stuk dat de wereld voor een ogenblik blauw of roze kleurde.
Vincent van Gogh zocht zijn leven lang naar de synthese van kunsten om de beleving en
impressionabiliteit van klanken, kleuren en geuren weer te geven. Muziek was voor hem een van de meest vertrouwde werelden van ‘zintuigelijke gewaarwordingen’. Hij groeide op met de klanken van orgel en harmonium en was bijzonder gesteld op de piano die zowel zijn moeder en tante als zijn zus en schoonzus bespeelden. Van Gogh nam zelf ook een
paar maanden pianoles in Eindhoven, maar beperkte zich verder tot het schilderen van zijn kennissen ‘aan de piano’. Hij bewonderde musici en plaatste ze in het centrum van zijn eigen gecomponeerde ‘arrangementen van kleuren en lijnen’. Een van de bekendste portretten is dat van Marguerite Gachet uit 1890. In deze kleurenfantasie in groen, roze, rood en oranje vormt de donkerpaarse piano zelf een golvend lijnenspel dat met de klanken van de muziek lijkt mee te bewegen. In zijn vroegere tekeningen en schetsen van pianisten neemt het instrument een nog veel prominentere plaats in en biedt houvast als een rots in de zee van klank en beweging.
Het boek van Natascha Veldhorst geeft een uitgebreid overzicht van Van Goghs gedachten over muziek, poëzie, dromen en alle ongrijpbare ‘vibraties’ van vormen, die de schilder in kleur gestalte probeerde te geven. In zijn brieven besprak hij zijn muzikale ervaringen, deelde zijn indrukken over klanken en geluiden, of het nu om Berlioz en Wagner ging of om uitbundig vogelgezang. Thema’s als ‘muzikaal schilderen’, ‘de troost van muziek’, ‘alle zintuigen’, ‘vogelgeluiden’, ‘kleuren horen’ dragen zo bij aan het ontstaan van een ‘symfonie’ van ‘zintuigelijke gevoeligheid’ van de kunstschilder. De kleuren en klanken komen terug in maar liefst 63 afbeeldingen van de schilderijen van Van Gogh, Manet, Toulouse-Lautrec, Gauguin, Maris en Fantin-Latour. Hun zingende, dansende en pianospelende musici en artiesten vormen de ‘sprekende’ illustraties bij de kunstfilosofische discussies van de negentiende en begin twintigste eeuw over de rol van muziek in de vernieuwing van de schilderkunst. Of het Vincent van Gogh gelukt is om ‘muzikaal te schilderen’ en zijn ideeën op doek uit te drukken, valt na het lezen van Veldhorsts boek niet te betwijfelen: ‘Voor Van Gogh hadden schilderijen stemmen, waren woorden gekleurd, en konden kleuren klinken.’ ©Olga de Kort, 2016.
Geef een reactie