Claude Delvincourt. L’oevre pour piano. Diane Andersen, piano. Azur Classical AZC 152.
Het is altijd interessant om een nieuwe componist te ontdekken en in het geval van Claude Delvincourt (1888-1954) ook nog een componist die slechts door een ongelukkige samenloop van omstandigheden in vergetelheid is geraakt. Zijn muziek is gesneuveld onder een lawine van de avant-gardistische en experimentele composities van nota bene zijn studenten aan het Parijse Conservatorium. Als jarenlange conservatoriumdirecteur was hij op de hoogte van alles wat in het muziekleven gebeurde, maar koos in zijn eigen werken voor een traditionelere taal.
Delvincourt studeerde bij Léon Boëllman, Henri Busser en Charles-Marie Widor en won in 1913 de eerste Prix de Rome. Hij stopte met het componeren na zware verwondingen tijdens de Eerste Wereldoorlog en begon in de jaren twintig van de vorige eeuw opnieuw. Na zijn tragische dood in een auto-ongeluk werd zijn muziek vrijwel niet meer gespeeld. En dat terwijl hij onderweg was naar Rome, voor de première van zijn Strijkkwartet, om door zijn vriend Ibert in het zonnetje gezet te worden.
De onlangs opgerichte Association des amies de Claude Delvincourt zet zich in om de muzikale nalatenschap van de componist meer bekendheid te geven, onder andere door het opnemen van de cd’s met zijn muziek. De Belgische pianiste Diane Andersen heeft inmiddels Delvincourts kamermuziek voor viool en piano opgenomen. De nieuwe cd met zijn pianowerken geeft een aantrekkelijk beeld van de romantische, kleurrijke, mild chromatische en bij flarden overdadige muziekwereld van Delvincourt. De wereld die de luisteraar terugbrengt naar het Interbellum, de roerige jaren twintig en dertig, Parijse cafés en de onbevangen, luchtige sfeer van deze romantische stad. Het sprankelende spel van de pianiste past heel goed bij de verfijnde melodieën van Delvincourt. De cyclus Cinq Pièces pour le piano (1923) is een danssuite die wordt geopend met Prélude en afgesloten met Dans hollandaise. Stuk voor stuk sfeervol en grillig zijn de Danse pour rire, Tempo di Minuetto en Berceuse. Ook Galejade (1952) en de vroegere, niet gepubliceerde Prélude et Fugue, Menuet, Gavotte en Valse uit 1902-1908 zouden in een danssuite niet misstaan.
Delvincourts pianostukken komen weliswaar licht en luchtig over, maar zijn wel op stevig contrapunt gebaseerd en zitten boordevol verrassende harmonieën en pittige ritmes. Dat geldt vooral voor de ‘culinaire’ suite Croquembouches met Grenadine in tempo van habanera, Plum pudding doordrenkt met ‘Britse humor’, een sentimentele Puits d’amour, een vrolijke Croquignoles en een fugatische Huile de ricin. Onder Diane Andersens handen klinken deze heerlijke gebakjes en toetjes bijzonder ‘smakelijk’ en kleurrijk. De pianiste ‘serveert’ Claude Delvincourts ‘pianogerechten’ in stijl en met gemak die in het verlengde van haar affiniteit met de Franse muziek uit het begin van de twintigste eeuw ligt. Met als resultaat een sfeervolle en aangename introductie tot de herontdekte tijdgenoot en gewaardeerde collega van Debussy, Ravel en Chabrier. ©Olga de Kort, 2017 (gepubliceerd in PianoBulletin, 2017, nr.3 december)
Geef een reactie