Olga de Kort. Erich Wolfgang Korngold en zijn receptie in Nederland (gepubliceerd in Luister, 2016, nr. 713, p. 14)
Caspar Wintermans. Een jongen van brutale zwier. Erich Wolfgang Korngold in Nederland. 1910-1958. Den Haag: Kallipygos Pers, 2016. 518 p., ill. ISBN 978-90-824364-02; www.kallipygospers.nl
Erich Wolfgang Korngold, voormalig wonderkind en een van de meest opvallende Weense componisten uit het interbellum, inspireerde vooroorlogse Nederlandse muziekcritici tot honderden pagina’s concertrecensies en zette aan tot discussies over de nieuwe muziek. Paginagrote nabeschouwingen uit de jaren 1910-1935 staan in schril contrast met de vijf zinnen lange levensbeschrijving waarmee Bottenheims Prisma Encyclopedie der muziek de componist in 1957, het jaar van zijn overlijden, memoreerde. Het verdict wordt al in de vierde zin uitgesproken: ‘opmerkelijk epigoon van Richard Strauss en Max Reger’. Een opvallend droge uitspraak over een componist die vanaf zijn negende op enorme belangstelling van het publiek en muziekcritici kon rekenen. Dat ook in Nederland menig lans rondom Korngold werd gebroken, bewijzen de Nederlandse publicaties uit 1910-1958, voor het eerst samengebracht en ingeleid door Caspar Wintermans. De pennenvruchten van Nederlandse recensenten bieden een buitengewoon interessante kijk op de receptie van Korngold en het totstandkomen van gangbare meningen en hardnekkige stereotypen. Ze ontstaan al met de eerste vermeldingen van het dertienjarige wonderkind in 1910, vlak na de kennismaking van het Weense publiek met de composities van deze ‘nieuwe Mozart’. Als 15-jarige is Erich al prominent in alle Nederlandse bladen aanwezig, compleet met analyses van zijn werken. De meningen lopen vanaf het begin sterk uiteen en iedere schrijver laat het duidelijk merken. Waar de een Korngolds ‘doortrillende muzikaliteit’ prijst, ziet de ander -in dit geval Matthijs Vermeulen – slechts uiterst irritante werkjes van ‘een uitstekend gedresseerde leerling’. Ook het publiek, met name de verontwaardigde ‘leden der abonnementsconcerten’, laat zijn stem horen door zich bijvoorbeeld in De Telegraaf te beklagen over het betreurenswaardige verlagen van het ‘sublieme Concertgebouworkest’ tot het vertolken van Korngolds ‘kwajongensbombast’.
Naarmate de ‘jeugdigen knaap’ in een gevierde componist verandert, wordt de berichtgeving over zijn opera’s, orkestmuziek en kamermuziek uitvoeringen steeds meer polemisch. De recensies worden door Wintermans aangevuld met brieven, artikelen en foto’s, en voorzien van voortreffelijke noten, een biografisch register en een lijst met Korngolds Nederlandse uitvoeringen tussen 1912 en 1950. Hierdoor ontstaat een bijzonder boek dat zowel een muziekbiografie is als een naslagwerk over de vier decennia uit het Europese en Nederlandse muziekleven. Dit tijdsdocument geeft bovendien een beeld van de Nederlandse muziekkritiek uit de tijd waarin musici na hun concert nog op een krans en een palmtak konden rekenen, en critici gedetailleerd verslag uitbrachten van alle gespeelde noten. Ze beperkten zich nog niet tot het uitdelen van sterren en opmerkingen over de geluidssterkte van een uitvoering, maar lieten geen kans voorbijgaan om hun mening over de ontwikkeling van muziek en de ‘modernste trucs’ te verkondigen. Het voorbeeld van Korngold laat duidelijk zien hoeveel polemiek een talent kan ontlokken en hoeveel wind hoge bomen werkelijk kunnen vangen. ©Olga de Kort, 2016
Geef een reactie